In het AD las ik onlangs een bericht over het onverwachte bezoek van een bijenvolk aan de Bankastraat waarbij “lokale” imkers toesnelden om de bijen te vangen. Ik wist niet dat wij imkers onder onze buurtgenoten hadden en van bijen weet ik ook niet meer dan honing, koningin en raat. Dus leek het mij een leuk idee een afspraak te maken met imker Isabelle Hylkema. Bij haar thuis, onder het genot van een kopje thee, vertelde ze me heel enthousiast over haar werk en hoe ze er toe gekomen was om imker te worden.
Ik heb de Tuinbouwschool gedaan en daarna heb ik voor Shell gewerkt, zo vertelde ze. Ik werkte als vrijwilligster voor de Muurkrant en voor de Wijkkrant heb ik destijds een interview gehad met imker Victor Sterk, eveneens woonachtig in de Archipel, en toen dacht ik: dat wil ik ook. Ik heb vervolgens een cursus bij de Haagse Imkervereniging en daarna de cursus Biologisch-Dynamisch Imkeren gevolgd.
Eigenlijk vertellen de honingbijen ons dat het echt heel slecht gaat met de natuur en daarom imker ik. Samen met Victor is dat heel leuk want hij vertelt graag en ook heel goed. Hij is dan ook stadsgids, o.a. op de Ooievaart. Wij zijn het gezicht achter de website “Blije Bijen” en ontvangen mensen bij onze bijen en geven er voorlichting over. Tijdens de open dagen bij onze bijenkast achter de Rudolf Steiner staan wij buiten met onze “zoete”praatjes. Maar op afspraak kan het ook.
Ze liet me een aantal bijenraten zien. Een bijenraat bestaat uit zeshoekige cellen en is gemaakt van bijenwas. Deze bijenwas zweten ze uit hun wasklieren en knagen ze tot raat. De cellen dienen als kraamkamer of voor opslag van stuifmeel en honing. De darren (mannetjes) doen niets, vertelde Isabelle. Ze halen zelf geen eten, worden gevoerd door de werkbijen en vliegen eigenlijk maar wat rond. Daar komt het woord “ronddarren” vandaan. Darren zorgen voor de bevruchting van koninginnen. Niet die uit hun eigen kast, dat is immers hun moeder, maar wel een van de andere koninginnen en daarom moeten ze “buurten”. Aan het eind van het bijenseizoen, wanneer de aanvoer van verse stuifmeel stokt, vindt de zg. “darrenslacht” plaats waarbij de werkbijen de darren uit het volk verdrijven. Eerst worden ze niet meer gevoed waardoor ze verzwakken en daarna worden ze naar de buitenkant van de kast en vervolgens naar de kastbodem gedreven. Uiteindelijk worden ze naar buiten gesleept en van de vliegplank afgekieperd.
Een bijenvolk bestaat in de winter uit zo’n 20.000 en in de zomer uit wel 50.000 bijen.
Wanneer een raat te vol is delen ze zich op. De koningin legt in het hoogseizoen soms wel 2000 eitjes per dag. De werkbijen (werksters) bepalen of er een nieuwe koningin moet komen. Zij maken dan zg. koningincellen aan de onderkant van de raat die er als een soort uitstulping uitzien. Het is duidelijk: de koningin is hier dus niet de baas!
Op haar website schrijft Isabelle: alle bijen – honingbijen, hommels en wilde bijen – zijn afhankelijk van wat er bloeit. Die omgeving beïnvloeden ze rechtstreeks. Ze nemen bij bloembezoek voeding (nectar) op en brengen er nieuw leven in terug, de bestuiving van de plantenwereld. Na hun bezoek groeien er vruchten, voeding voor later. Bij en bloem regelen dit scheppen van leven en landschap sinds ver voorbij de Oudheid. Tot vorige eeuw ging dat goed en in de 20e eeuw ontstonden de hedendaagse bijenziektes. Aantallen lopen dramatisch terug met gevolgen voor de hele leefomgeving, bijvoorbeeld de vogelstand. Bijensoorten verdwijnen en de honingbijen waarschuwen ons als “de kanarie in de kolenmijn” dat het zo niet langer door kan gaan.
Bestrijdingsmiddelen zijn de grote boosdoeners, volgens Isabelle. Wat mij betreft is het nu “vijf voor twaalf” voor alle bestuivers, dus ook voor de kevers, wilde bijen, hommels etc. zo meldde ze. Iedereen kan zijn of haar steentje bijdragen en In de volgende Nieuwsbrief geeft ze u dan ook graag wat tips.
Josephine de Vijlder