Met enige regelmaat melden bewoners van de wijk klachten betreffende (grond)wateroverlast. Vanuit de bewonersorganisatie is daarom de werkgroep Grondwater in het leven geroepen om dit thema eens goed te doorgronden. In dit eerste artikel beschouwen we hoe de gronden en het water van onze wijken zich hebben ontwikkeld tot de huidige samenstelling.
In Den Haag was het vroeger één van de eerste zaken die men aan een onbekende stadsgenoot stelde: ‘Woon je op het zand of op het veen?’. Iemand uit bijvoorbeeld Centrum of Benoordenhout zal direct ‘zand’ antwoorden. Een Schilderswijker weet dat hij op het veen woont, maar wat kan iemand uit de Archipelbuurt antwoorden? Eigenlijk moet die zeggen … ‘Ja, ik woon op het zand én/of het veen’ … De Archipelbuurt blijkt in dit opzicht bijzonder te zijn. In het midden van de 19e eeuw werd onze buurt nog op kaarten aangeduid als ‘Schuddegeest’. ‘Geest’ betekent de afgevlakte laag gelegen natte zanderige gronden direct achter de duinen; ideaal voor de bollenteelt e.d. en bekend van plaatsnamen als Oegstgeest en Uitgeest. ‘Schudde’ begrijpt men als we uit dezelfde kaarten leren dat het gebied bestaat uit zand- én veenafzettingen. Als je op een dergelijke grond hard stampt, dan “schudt” het.
Deze geologische situatie heeft ook gevolgen voor de waterhuishouding. Die hele waterhuishouding wordt in het westen van Nederland aangestuurd door de patronen van neerslag en verdamping. Het regent, zoals bekend, het hele jaar door, het meest nog in de winter. Verdamping is juist het sterkst in de zomer, wanneer bomen in blad staan. Een grote boom kan net zo veel water verdampen als een heel voetbalveld. Er valt gemiddeld per jaar meer regen (450mm) dan er verdampt (85mm). Het overschot aan neerslag bouwt zich op in de ondergrond en moet uiteindelijk ook ergens naar toe stromen. Hier in het westen stroomt het meestal via de ondergrond naar de dichtstbijzijnde sloot of vaart. De Gemeente Den Haag actualiseert regelmatig het grondwatermodel aan de hand van 966 peilputten verspreid over de hele stad.
Bij de Archipelbuurt zijn de hoge gebieden richting Scheveningseweg en Kerkhoflaan heel belangrijk. Die bestaan uit goed waterdoorlatende zandgrond. Het grondwater bouwt zich daaronder op tot een flinke bel en het teveel aan water stroomt via de zijkanten weg. Waar het terrein weer vlak wordt, vertraagt dat afstromende water en stuwt het extra op. Het stroomt ook langzamer, omdat de grond door het aanwezige veen minder goed waterdoorlatend is. Het gevolg is een verhoging in het grondwater met een piek aan het eind van de winter. Het effect is het sterkst dicht bij de hogere gebieden. Archipel & Willemspark liggen dus interessant genoeg in een soort kuil tussen de duinen en het centrum. Dit verklaart te samen met de grondsoort waarop de buurten gebouwd zijn ook deels de problematiek in delen van de wijk. Onze buurt is dus best wel nat en stiekem niet echt ‘zand’; over het algemeen ‘Schuddegeest’ grond waar later een laagje zand op is aangebracht. Voor zover bekend is er sindsdien meestal gebouwd zonder geheide funderingspalen, want in zand kun je niet heien en de veenlaagjes waren zo dun dat palen ook niet nodig leken. Maar verzakkingen doordat het veen droog komt te staan zijn daardoor wel risico’s. Dat maakt verstandig omgaan met water extra belangrijk. Te veel aan water is vervelend en een groot tekort aan water is gevaarlijk. Over dat laatste heeft men de laatste droge jaren over het algemeen veel gehoord met alle verhalen over verzakkingen en rottende funderingen.
In een volgend artikel gaan we dieper in op deze problematiek, we kijken naar mogelijke oplossingen aan en we doen een enquête. Wordt vervolgd…
Werkgroep Wateroverlast (i.o.)
Ir. N. (Niels) van den Berg, Ir. C.J. (Kees) Vriesman,
Mr. A.J.Th. (Guus) van Erp